Door Marco van Putten
Straf is een tuchtmaatregel [1] als gevolg van een oordeel over een bekende en voldoende bewezen [2] misdaad [3]. Het kan direct voelbaar zijn, zoals bij lijfstraffen, of indirect, zoals bij geldstraf of vrijheidsbeperking. Oordeel wordt meestal gevormd op basis van een wet of voorschriften. Oordeelvorming is een verzachtende omstandigheid [4]. Ook omdat het een overwogen straf suggereert. Een bevoegde heeft een oordeel gevormd waaraan meestal een vooraf bepaalde strafmaat is verbonden. Deze werkwijze veronderstelt ‘rechtvaardigheid’ [5].
Godsbeeld
Om de vraag te beantwoorden of God wel of niet straft is het Godsbeeld [6] van belang. Die wordt door de kerkelijke denominatie [7] bepaald of door individuele voorstelling. In vrijwel de hele christenheid wordt de Here Jezus gelijk gesteld aan de God van het Oude Testament (OT) [8]. Zo zelfs, dat het ten koste gaat van God, de Vader. Als zo’n gelovige aan God denkt en de vraag stelt of Hij straft, dan denken die aan de Here Jezus zoals Hij op aarde optrad in de eerste eeuw. Vaak is dit een onwerkelijk, on-Bijbels, romantisch beeld dat echter niet representatief is voor de God Die geopenbaard wordt in heel de Bijbel. Dat beeld van de Here Jezus is immers te veel gebonden aan tijd, plaats en Zijn speciale bediening in dat tijdvak. Vergeten wordt ook dat de Here Jezus altijd, van geboorte tot heden, onder het gezag is van God [9], de Vader [10]. Anders zou de benaming ‘Zoon van God’ betekenisloos of te algemeen [11] zijn.
Ook wordt in het overgrote deel van de christenheid meer betekenis gehecht aan het Nieuwe Testament (NT) dan aan het OT. Zo zelfs, dat het OT alleen geïnterpreteerd wordt vanuit het NT of, nog erger, alleen vanuit de Evangeliën. Als er dan expliciet in het OT staat dat God straft, dan wordt vaak meteen gesteld dat de Here Jezus dat heeft laten vervallen. Dit is ronduit een dwaling. Er staan immers volop ‘bewijzen’ in de Bijbel die aantonen dat Gods Karakter onveranderlijk is. Als God namelijk heel sterk zou veranderen, dan zou Hij niet alleen onrechtvaardig zijn (willekeurig), maar ook onbetrouwbaar en onbegrijpelijk [12]. Als God niet verandert, dan kan veilig gesteld worden dat Hij ook sinds de geboorte van de Here Jezus tot op vandaag straft. De Bijbel onderbouwt dat ook. Zijn daarvan voorbeelden?
De eerste straf van God na de komst van de Here Jezus was de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem [13]. Een andere bekende straf van God was de doodstraf van Ananias en Saffira (Hnd 5:1-11). Het boek Openbaring geschreven door de apostel Johannes staat vol met toekomstige straffen van God (Opb 14:10; 16:6; 20:15).
Genade versus straf
Sommigen wijzen erop dat de komst van de Here Jezus juist in het teken stond van Gods genade en dat dit Gods nieuwe, blijvende verhouding tot de wereld zou vertegenwoordigen (Jh 1:17). Maar dat staat op gespannen voet met het feit dat ook in het OT Gods genade een rode draad is. De gedachte van een discontinuïteit vanaf de Here Jezus wordt ook gevoed door het vasthouden aan een aards beeld [14] van de Here Jezus. Maar die dienst van de Here Jezus was niet alleen uniek en eenmalig, maar is ook definitief afgerond en beëindigd. Hij is niet langer de Bijbelleraar en Vervuller van het Pésachoffer. Maar het is inderdaad waar. Vanuit die aardse bediening van de Here Jezus komt in principe geen straf voort. De werken van de Here Jezus op aarde hebben feitelijk geen invloed op het bestaan van Gods regering over de Schepping [15]. Waar het wel invloed op heeft is in hoeverre die regering kan doordringen in het leven van mensen [16].
Vergeving/verzoening versus straf
Anderen stellen dat de Here Jezus door Zijn dood en opwekking alle zonden heeft vergeven en de mensheid met God heeft verzoend. Er zou daarom onmogelijk reden of basis zijn dat God nog straft. Deze stelling is echter onjuist en naïef. Het gevolg van het offer van de Here Jezus krijgt diens bedoelde ‘uitbetaling’ pas aan het einde der tijden. Toegegeven, de verlossing van Gods volk van de macht van satan is dan wel ‘onzichtbaar’, maar heeft wel meteen diens gevolgen voor hen. Gelovigen werden verlost van de macht/wetmatigheid van het zondigen (overtreden van Gods ‘geboden’). Als gevolg daarvan konden ze ook Gods Geest ontvangen en geestelijke groei werd een belangrijke vereiste. Ze werden vanaf toen verbonden aan de Tempeldienst van de Here Jezus in de hemel, die juist is ingesteld om Gods straf te voorkomen. Het offer van de Here Jezus heeft dus primair geen algemene functie (voor alle mensen), maar een specifieke functie (voor Gods volk). Maar juist het bestaan van die Tempeldienst laat dus op zichzelf al zien dat God nog steeds straft [17].
Wie treft Gods straf?
Er zijn er die ervan overtuigt zijn dat God alleen de boosaardigen straft, maar nooit Zijn Eigen volk of anderszins goede mensen [18]. Wat het onderscheiden van mensen betreft moet het duidelijk zijn dat voor God het erom gaat de Schepping weer volledig aan Hem te laten gehoorzamen. Dat zal ook de kerntaak worden van de komende Messias; onderwerpen van vijanden aan God (Hb 1:13). ‘Goede’ mensen zijn dus irrelevant voor God. Mensen moeten Zijn Eigendom worden, waarna ze Hem kunnen gaan eren en dienen (Gn 2:15). Ieder die niet daaraan voldoet valt buiten Gods volk. Maar als Gods straffen Zich primair richten tegen Zijn volk, dan moet dat ook goed beseft worden. Maar Hij is echter op de eerste plaats hun Vader. Zij die nooit door God gestraft worden kunnen zich per definitie beschouwen als buitenstaanders (buiten Gods volk). Maar zo makkelijk komen zij er niet vanaf. Gods heilsplan richt zich op het herstel van Zijn regering over de hele Schepping. Dus Zijn straffen treffen ook hen die buiten Gods volk zijn. Alleen kan God hen niet straffen op basis van Zijn Verbondsvoorwaarden [19]. Zij zijn immers nooit vrijwillig toegetreden tot Zijn Verbond. Hij zal hen daarom straffen op basis van meer algemene eigenschappen [20] en zaken [21]. Maar die straf zal daarom niet milder zijn, maar meestal wel volkomen onverwacht en onbegrijpelijk voor hen. Het ergst is voor hen de finale straf – Gods eindoordeel – uitgesteld tot het einde van de huidige Schepping. Straffen van de ongelovigen staan meestal in verband met Gods wraak. Wraak vereist altijd een zware strafmaat. God heeft daarvoor uiteindelijk de ‘poel des vuurs’ [22] ingesteld.
Waarom en hoe straft God Zijn volk?
Centraal in de Bijbel staat Gods opvoeding (Torah). Mensen zijn van geboorte Gods vijanden, ontaard en vervreemd van de dingen Gods (Ef 4:18; Kol 1:21). God laat Zich echter kennen in het ontrollen van Zijn heilsplan. Dat raakt (uiteindelijk) ook de Schepping en diens schepselen in het algemeen, maar is specifiek gericht op heil voor Zijn volk (de gelovigen). Maar de gelovigen blijven mensen en daarom moeten zij via de weg van bekering, geloofsopbouw en groei tot inzetbare gelovigen worden. Dat daarbij zonden worden begaan ligt voor de hand. De gedachte dat God die niet zou bestraffen naar een algemene regelgeving (Torah) is vreemd aan de Bijbel, gevaarlijk en onrechtvaardig. Ook moet niet vergeten worden dat geen enkele gelovige voor zichzelf leeft. Gods straffen zijn dus ook minstens bedoeld om Zijn kudde van gelovigen bij elkaar te houden. Voor wat dit laatste betreft, valt ook een deel van Gods straffen van de ongelovigen hieronder. God moet gevreesd worden. Ook dat hoort bij de juiste wijze van liefhebben van God.
Straf of zegen / straf is zegen?
De meeste mensen willen niet gestraft worden. God wil liever ook niet straffen. Sterker, Zijn straffen hebben (uiteindelijk) tot doel dat Hij kan zegenen. Dit artikel had ook de geloofsvraag ‘Zegent God?’ als onderwerp kunnen hebben. Maar omdat dit zo evident is zouden maar weinigen het hebben gelezen. Maar hoe komen we in een situatie dat God niet meer straft en alleen zegent [23]? Het antwoord is eenvoudig. Door Gods woord, de Bijbel, te doorgronden en daarnaar te leven. Maar meer kennis en meer Godsvruchtige werken betekent ook meer verantwoordelijkheid. Met het toenemen daarvan dreigen ook zwaarder straffen. Tegenwoordig komen gevallen naar voren van godsdienstige ambtsdragers die gelovigen van hun kudde seksueel misbruikt hebben [24]. Als God dan niet zou straffen zouden velen met verontwaardiging en afkeur reageren. Belangrijk is te onderkennen dat God niet altijd meteen straft, maar op Zijn tijd. Als tegenwoordig ambtsdragers ‘ermee wegkomen’ wil dat niets zeggen over hun einde (Ex 32:33-34).
Blijft er dan altijd de kans dat God straft? Ja, want dat bevestigt ook de verbondsverantwoordelijkheid van de gelovige en het Karakter van God. Die verantwoordelijkheid is dynamisch. Soms kan een straf best genezend, herstellend werken of een andere kijk op dingen geven. Dat God kan straffen betekent in elk geval niet dat we angstig of kruiperig moeten worden voor God of sommige dingen maar gaan mijden. Juist niet voluit leven als christen zal God boos maken en tot straf kunnen leiden. Het betekent juist dat God dienen interessant is en een pad van vallen en opstaan. Stel dat God alles maar zou goed vinden en nooit zou corrigeren. Zou dat uiteindelijk niet juist ontzettend saai zijn? Toch moeten we niet met God gaan spotten en Hem gaan provoceren. Dat kan zeker rekenen op serieuze straffen. Het uitgangspunt moet juist zijn om God te onderzoeken, Hem te leren kennen en er altijd op gericht zijn om Hem te willen behagen. Alleen al die intentie zal God juist tot zegen aanzetten en niet tot straf. Laten we in dat spoor leven en zien wat God zal doen.
[1] Vooral bedoeld om terug te brengen naar de orde (opvoedend). Maar het heeft ook een wraakfunctie. Ook toont het de samenleving dat de rechtsorde functioneert.
[2] Anders kan geen goed oordeel worden geveld en niet juist worden gestraft om recht te voltrekken.
[3] Een daad strijdig met de geldende regels en/of strijdig met het algemene maatschappelijke belang. Er bestaan gradaties in misdaden.
[4] Er is immers tijd voor nodig om een oordeel te vormen, gedurende welke de schuldige ongestraft is. Het kan de schuldige ook vrijspreken. Snelrecht is dus vaak ongunstig.
[5] Er wordt ‘neutraal’ recht gedaan. De oordeel-straf combinatie voor die misdaad geldt voor ieder ander.
[6] De voorstelling over God.
[7] Tak van de christenheid.
[8] Aanhangers van een Drie-eenheidtheorie.
[9] Een Drie-eenheidtheorie stelt dat de Here Jezus binnen die veronderstelde Eenheid ondergeschikt is aan Zijn Vader.
[10] De toevoeging ‘de Vader’ is niet in Trinitarische zin (relationele band) bedoeld, maar in de zin van gezagsverhouding.
[11] Mannelijke leden van Gods volk zijn immers ook ‘zonen van God’. Net zoals engelen. Het moet dus een andere, onderscheidende betekenis hebben.
[12] Sommigen stellen zich God zo voor, maar dan is de autoriteit van de Bijbel losgelaten.
[13] Als voorzegde straf op het verbreken van Zijn Verbond door Israëls ernstige boosaardigheid. Christenen zien dat niet als een straf of als iets dat hun aangaat, maar dat zijn ernstige vergissingen.
[14] Zoals Hij optrad in de eerste eeuw op aarde.
[15] Uitgedrukt in onder meer Gods straffen.
[16] Iets wat verantwoordelijkheid naar God en de Schepping verhoogt.
[17] Dus op de eerste plaats de gelovigen (1 Pe 4:17).
[18] Er bestaat zelfs een overtuiging die ‘Alverzoening’ wordt genoemd, die stelt dat uiteindelijk God geen enkel schepsel zal straffen omdat Hij liefde is. Deze overtuiging is niet alleen vals, maar ook naïef. Er bestaan geen ‘goede’ mensen.
[19] God gaat Zichzelf niet te buiten. De Torah is immers een afdruk van Zijn Karakter en Wil.
[20] Zoals ‘geweten’, erkenning van de Scheppingsorde en logisch redenen.
[21] Het beschadigen, in gevaar brengen of verdrukken van Gods volk of de Schepping.
[22] Meestal ‘de hel’ genoemd.
[23] Zo dit mogelijk is.
[24] Het betreft dan vaak ook andere misdaden, zoals machtsmisbruik en manipulatie.