Door Marco van Putten
Inspiratie (Latijns) betekent ‘ingeving van een geest’. Het is van oudsher een bewijs dat er een Geest is of geesten bestaan buiten de mens. Sinds de Verlichting (18de eeuw) wordt de ‘geest’ alleen nog gedefinieerd als de menselijke geest [1]; het denkende, redenerende en overwegende deel van de mens [2]. Inspiratie wordt dan passie, motivatie of een beter, scherp inzicht hebben. Het zet aan tot creativiteit en nieuwe energie. Deze definitie geeft echter geen antwoord op de ‘bovenmenselijke’ wijze waarop sommige mensen inspiratie aantoonbaar ontvangen [3].
Woordstudie
Het woord ‘inspiratie’ komt niet voor in de Bijbel [4]. Maar waar het voor staat wel. Zo zijn er de Hebreeuwse woorden ‘ja‘er panajw – Hij zal Zijn Aangezicht laten schijnen’ (Nm 6:25; Js 60:1), waarmee bedoeld wordt dat God ‘licht zal laten schijnen’ vanuit Zijn wil op een gelovige. Dat ‘licht’ moet dan worden opgevat worden als iets [5] van God, dat overdragen wordt voor een specifieke bedoeling (Js 2:3). Ook wordt ‘tavoen – inzicht’ gebruikt, wat is afgeleidt van de stam bien – verstaan/begrijpen. Verder zijn er de woordcombinaties ‘beqirbam – in hun binnenste’ en ‘al-libam – aan hun hart’ (Jr 31:33). Op die plaats geeft God de gelovige inspiratie.
In het Nieuwe Testament (NT) wordt de Griekse woordcombinatie ‘hupomnesei – indachtig maken’ (Jh 14:26) gebruikt of ‘marturesei – getuigen/onder ede verklaren’ over de Bijbelse waarheid (Jh 15:26). Een ander woord is ‘theopneustos – door God ingegeven’ (2 Tim 3:16). Een speciale openbaring die aan een gelovige wordt gegeven.
Menselijke inspiratie
Dit is inspiratie die niet van buiten de mens komt, maar vanuit de mens zelf. Het zou ontspringen vanuit de menselijke geest. Maar omdat de mens van geboorte slechts stoffelijk [6] is, moet ook die eigen ‘geest’ stoffelijk zijn en dat is de benaming ‘inspiratie’ als komende vanuit de mens verkeerd woordgebruik. Woorden als ‘inclinatie – geneigd tot’ of ‘ignatie – aangevuurd worden’ zouden dan van toepassing zijn. De genius, het artistieke denkvermogen die de mens dingen doet uitdenken of ontdekken; de onderzoekende neiging. Maar zonder hulp van buitenaf zou dit altijd beperkt zijn tot het stoffelijke. Het zou eeuwen duren voordat er enige significante vooruitgang is vanuit de menselijke genius. Hoe is dan die hoge snelheid van ontwikkelingen en ontdekkingen van de mens te verklaren?
In de oudheid waren mensen zich bewust van het bestaan van allerlei goede en kwade geesten buiten de mens, die veel machtiger bleken dan zij. Maar de ‘verlichte’ mens heeft dat ‘bijgeloof’ losgelaten. Het verklaart hedendaagse profetieën, zoals die van Einstein, als ‘vooruitziende blik’ of ‘logisch beredeneerde verwachting’. Dingen moeten zo lopen of tot openbaring komen, omdat de meeste processen vastliggen. Omdat al die processen nog niet allemaal wetenschappelijk begrepen zijn wordt het ‘menselijke inspiratie’ genoemd. Alles zou dan afhangen van de wankele, onzekere en voordurende aan zichzelf twijfelden mens.
In de Bijbel wordt echter menselijk denken, redeneren en overwegen – de ‘inspiratie’ volgens de Verlichtingsfilosofieën – scherp afgewezen als corrupt. Alle mensen, ook de gelovigen, worden afgekeurd als nutteloos, corrupt, ijdel en boosaardig (Ps 14:3; 53:3 (4); Rm 3:12).
Goddelijke inspiratie
In Bijbelse zin komt inspiratie alleen van God, omdat alleen Hij het initieert en er een doel mee heeft. Door de hiervoor genoemde menselijke corruptie [7] zal zelfs de goddelijke inspiratie aan de mens altijd gedeeltelijk, beperkt [8] of ‘gemengd’ [9] zijn. Het is een wonder, maar ook Gods grote genade, dat Hij mensen inspireert en zo bij Zijn werken betrekt. Hij wil ook dat gelovigen daardoor elkaar vertrouwen maar inspiratie wel beproeven. Toch blijft menselijke inspiratie door God zo dat niet elke openbaring even helder, eenduidig en sluitend zal zijn [10]. Dit geldt overigens ook voor de directe openbaring; de Bijbel [11].
Reden van inspiratie
Van oorsprong woonde God op aarde (Gn 3:8) en dat maakte goddelijke inspiratie overbodig. Hij trok Zich echter terug naar de hemel toen de mens afvallig en boosaardig werd. Hij verscheen [12] daarna soms aan gelovigen en sprak soms rechtstreeks met Zijn Stem tot hen (Nm 7:89) [13]. God zond ook engelen en profeten naar de gelovigen om hen een boodschap aan te zeggen [14]. Maar door de aanzienlijke afstand [15] van God tot gelovigen werd goddelijke inspiratie steeds belangrijker [16]. Door goddelijke inspiratie ging God door en te midden van de gelovigen werken. In hun binnenste.
Pas met de komst van de Here Jezus is de afstand weer verkleind. Na Zijn terugkeer tot de Vader kon Hij de Heilige Geest weer geven [17] tot de gelovigen [18]. De verlossing van de macht van satan kon daardoor aan de gelovigen worden geschonken [19]. Goddelijke inspiratie kon daardoor doorbreken [20] als nooit tevoren [21].
Inspiratie en Gods Geest
Goddelijke inspiratie komt van de Heilige Geest. God geeft dan door Die Geest iets in een gelovige [22] (Ex 31:3; 36:1). God zal de hemel niet voortijds verlaten [23]. De Heilige Geest mag dat wel. Diens ‘afdalen’ (en weer ‘opgaan’) overlapt met Gods engelen die dat ook doen (Gn 28:12) [24] en die ook geesten zijn (Hb 1:14). Het verschil is dat alleen de Heilige Geest dingen mag en kan doen die de engelen niet mogen en kunnen [25].
Goddelijke inspiratie heeft ook te maken met de karakteristieken van de Heilige Geest. Een ervan is onderzoeken (Ps 139:3; 1 Kor 2:10). Dat werkt inspiratie dan ook uit in gelovigen (1 Kr 28:8; Jk 1:25). Een andere karakteristiek is onderscheiden. Dit is ook typisch een functie van kohaniem (de priesters van God; Lv 11:47) en van profeten; het verkondigen van Gods onderricht (Torah) en oordeel. Maar dit onderscheiden wordt door mensen zelden welkom geheten, maar eerder verworpen en ontlopen. Het staat immers voor strijd, twist en de plicht tot veranderen. Onderscheiden maakt weerspannigheid, zonden en kwaadaardigheid openbaar (Jh 16:8). Het toont de gevallen staat van de mens. Maar daar blijft het niet bij. Onderscheiden toont ook de weg naar herstel, naar geestelijke groei en Gods sjalom (welvaart/begunstiging van God). Dan is er nog de karakteristiek om mensen aan te zetten veranderingen door te voeren die God tot stand wil zien komen. Het aangedreven worden door de Heilige Geest. Soms worden gelovigen zo daartoe aangezet dat die er niets tegen kunnen doen [26]. Het gaat niet om ‘bezetenheid’, maar om het van God kracht, vurigheid en moed krijgen dingen te doen die ze normalerwijze nooit zelf zouden kunnen. Inspiratie van God kan aanzetten om ‘bovenmenselijke’ dingen en wonderen en tekenen te begrijpen en doen. Juist dat toont dat het door God gegeven is [27]. Goddelijke inspiratie kan zelfs ongelovigen of aan God weerspannige mensen overkomen. Bijvoorbeeld de Farao wiens hart God verhardde zodat Hij kon tonen wat Zijn wil was (Ex 7:3-5) of koning Koresj (Cyrus) die dingen deed die Hem welgevallig waren (Js 45:1).
Noodzaak van inspiratie
Hoe noodzakelijk Gods inspiratie van Zijn volk is blijkt uit de geschiedenis van Israël. Als God niets deed dan ging Israël ten onder in afvalligheid en weerspannigheid. Uitblijven van Gods handelen had soms ook niets te maken met het falen van Israël. God handelde ook wanneer ze op de goede weg (van de Torah) waren. Zijn optreden met hen was niet altijd alleen om hen ‘op de rails te houden’. Soms kwam Hij in actie om hen op het vervolg, het hogere pad te wijzen (Jh 9:3). De Here Jezus zei daarover dat de Heilige Geest het ware geestelijke leven zou brengen dat de stoffelijke mens nodig had om werkelijk van nut te kunnen zijn voor God (Jh 6:63) [28]. Het woord van God (de Bijbel) is van cruciaal belang voor de gelovigen, maar zonder Gods inspiratie ineffectief [29]. Echter, door inspiratie aan elke generatie gelovigen komt Gods woord tot dat waartoe het dient voor die generatie (Hebr 4:12). Die inspiratie heeft dus Gods woord nodig en werkt alleen binnen diens kaders. Het is ook Gods woord zelf die aanzet tot inspiratie en tot gebed daarvoor (Ps 13:3; 19:8). Maar inspiratie staat niet op zichzelf. Het heeft een nut, een doel en kenmerkende eigenschapen. Dat maakt het gezaghebbend. God zal het bevestigen door het niet alleen te zegenen, maar het ook ‘aanstekelijk’ te laten zijn. Inspiratie mag niet tot de gelovige beperkt blijven die het ontving, maar het moet Gods volk in beweging zetten en veranderen [30], zodat God steeds meer geëerd en gediend wordt.
[1] Aannemende dat elk mens een ‘geest’ heeft.
[2] Complementair met het gevoel/de wil (de ‘ziel’).
[3] Die inspiratie toont dat de Verlichting een werkelijkheid negeert of niet (er)kent.
[4] Latijns is geen taal van de Bijbelschrijvers.
[5] Dit kan van alles zijn behalve algemene zegen. Gedacht kan worden aan inzicht, raad en kennis.
[6] Dat de mens tegenwoordig zo (ongeestelijk) is, betekent niet dat dit vanaf de oorsprong van de mens zo was.
[7] Hiermee wordt niet een bepaalde boosaardigheid of criminele gerichtheid van de mens bedoeld, maar diens beschadigde, ziekelijke en beperkte staat als inherente eigenschap.
[8] Niet helemaal volledig of expliciet, maar vaak in grote schetslijnen of vergezichten.
[9] Deels vanuit God en deels van de mens. Dat laatste vaak naar aanleiding van de inspiratie of vanuit algemene kennis en inzicht in Gods orde. Paulus spreekt over inspiratie van God en over zijn eigen mening (1 Kor 7:25, 40).
[10] God openbaart zaken wanneer Hij dat geschikt acht. Soms kan een gedeeltelijke openbaring eeuwen onvolledig blijven om dan op Gods tijd aangevuld te worden. Dit bevestigt God direct betrokken is op het geloofsleven van mensen.
[11] Dit wijst er op dat inspiratie gaat om verschillende soorten Godsopenbaringen (patchwork). Soms over hetzelfde onderwerp. Er is ook hiërarchie in Gods openbaringen.
[12] Dit maakt inspiratie overbodig.
[13] Dat is geen inspiratie, maar acclamatie van God.
[14] Dat is geen inspiratie van God.
[15] Sommige noemen dat, niet onterecht, de verduistering van God. Hoewel het woord ‘verduisteren’ Gods werkelijkheid verkeerd weergeeft. Het is namelijk Zichzelf ‘terugtrekken’.
[16] Zo zijn ook de geschriften van het Oude Testament (OT) ontstaan.
[17] Zo werd die weer de geestelijke mens die God bedoeld had. Daardoor konden andere geesten geen vat meer op die krijgen. Een enorm probleem voor de mens zonder Die Geest (gelovig of niet; Mt 12:43-45).
[18] Maar de Messias is nog niet gekomen. Gods heilsplan is met het werk van de Here Jezus nog niet af.
[19] De doop met de Heilige Geest of wedergeboorte; de mens wordt geestelijk herboren. Zijn ‘dode geest’ komt weer tot leven.
[20] Met die inspiratie is het NT ontstaan.
[21] Als inspiratie nodig blijft, bestaat de afstand tussen God en gelovige nog. Dat wijst op de beperktheid door de staat van onvervuldheid der dingen Gods. Toch zal de afstand tussen Schepper en schepsel altijd blijven.
[22] Inspiratie is persoonsgebonden.
[23] Zolang de Schepping niet is vernieuwd (Js 33:5; Opb 21:3).
[24] Er is ook overlap met het werk van de Here Jezus.
[25] Satan en diens demonen delen wel goddelijke eigenschappen uit met het doel mensen in bezit te krijgen. Door deze ernstige overtredingen van de bevoegdheden van engelen hopen ze hun schuld aan God op. Maar God voorkomt en bestrijd hun activiteit meestal niet en maakt er geregeld ook gebruik van. Er is dus geen garantie dat elke ‘inspiratie’ van God komt. Het moet dus getoetst worden.
[26] Gelovigen kunnen zich normaal verzetten tegen inspiratie.
[27] Hoewel mensen inspiratie in verband brengen met mystiek.
[28] De mens zou Zijn Geest terugkrijgen, die het van oorsprong van God ontvangen had (Gn 1:7).
[29] Dit is een belangrijk vaststelling, omdat inspiratie vaak alleen gezien wordt in verband met Schriftleer (de goddelijke inspiraties van de auteurs en de trouw van God aan Zijn woorden). Om Gods woord te begrijpen en toe te passen is dus opnieuw Zijn inspiratie nodig. Zonder die inspiratie in het heden is het geven van geïnspireerd woord in het verleden zinloos en ‘dood’.
[30] Ware inspiratie in de ene gelovige zal uiteindelijk (een grote gemeenschap) gelovigen tot nut zijn.